Oktober is traditiegetrouw de maand van de pompoenen. Je ziet ze volop aan de deuren liggen ter decoratie en voor Halloween, deze sierpompoenen zijn heel speciaal met grillige vormen en kleuren. Er bestaan uiteraard ook eetbare pompoenen. Ik vind de soort Galeux d’Eysines een prachtige, eetbare pompoen met kleine ‘pindanootjes’ op de schil.

Ook naaktzadige pompoenen zijn een aanwinst: je kan het vruchtvlees eten en gebruiken als puree of soep, en in de pompoen zitten zaden die geen witte harde schil hebben. Je kan de zaden zo direct gebruiken in alle gerechten, of meng ze met wat havermout voor het ontbijt.

Pompoenplanten groeien rankend over de grond en worden heel groot, een plant wordt makkelijk 2-3 m² in oppervlakte (of zelfs groter). Plaats hem daarom nooit in een kleine pot, want dan gaan de wortels al snel plaatsgebrek krijgen en is de opbrengst heel klein. Beter is in de volle grond of rechtstreeks op de composthoop.

Ook in je ACD® serre kan je pompoenen kweken: maar let wel dat je de deuren openhoudt. Om pompoenen te krijgen, is hulp nodig van bestuivende insecten zoals hommels en bijen. Aan de plant zitten twee verschillende soorten bloemen: bij de vrouwelijke bloem zit een kleine verdikking, een klein mini-pompoentje. Bij de mannelijke bloem is de steel helemaal recht.

De mannelijke bloem bevat het stuifmeel dat door de bijen en hommels op de vrouwelijke bloem terecht moet komen: zo groeit het mini-pompoentje in enkele maanden uit tot een grote pompoen. Komt er geen stuifmeel op de vrouwelijke bloem? Dan zal het mini pompoentje afvallen en niet verder groeien.

Een pompoen die oogstklaar is, krijgt een verkurking op de steel: het stukje tussen de pompoen en de plant wordt bruin. Bewaren doe je op een koele, donkere plaats, bijvoorbeeld op een zolderkamer.