“Moet ik anders eens passeren met mijn bosmaaier?” vroeg mijn man gisteren.
Met andere woorden: De serre staat er voor het moment nogal florissant bij!

 

         

We eten al weken elke dag wel iets uit de serre: bietjes, koolrabi, bloemkool, snijbiet, raapjes en heel veel slaatjes met radijsjes, lenteuitjes, verse knoflook en een hoop kruiden. Het leven met een serre is schoon. En vooral lekker! En het is nog niet gedaan want de eerste aardbeien zijn al aan het kleuren en de worteltjes, tuinbonen en peultjes hebben ook nog maar een week vandoen voor we al eens voorzichtig oogsten.

 

       

Voor mensen met een serre is het momenteel dooreten, niet een beetje van dit en een plukje van dat, maar hele gevulde vergieten verdwijnen richting keuken. Heerlijk!

Maar er was nog meer, er zijn zelfs al groenten voorbij hun moment de gloire: rucola, raapsteeltjes, spinazie en selder zijn allemaal minstens drie keer zo groot als dat ze in de winkelrekken liggen, prachtig om te zien, maar niet lekker meer. Dat maakt het binnen een week of twee allemaal ook wel wat makkelijker om ze weg te doen. Een groot contrast met oktober wanneer ik het moment om de tomatenplanten op te ruimen voor me uit blijf schuiven.

 

       

In april lost zich dat allemaal vanzelf op. Selder, peterselie, venkel, rucola, spinazie, sla en alle kruiden schieten door het lengen van de dagen en de warmere temperaturen al snel door zodat er geen moeilijke keuzes moeten gemaakt worden en de tomaten, komkommers en pepers op hun moment kunnen geplant worden. Maar in tussen geniet ik -en de kuikens die als enige overlevenden achterbleven na een aanval van een vos- nog even van mijn oerwoud.