Ach, het had allemaal zo mooi kunnen zijn. In het najaar van vorig jaar lagen de kaarten zelfs perfect. Na de oogst van de tomaten en komkommers gooide ik alle resten de deur uit om de hele serre opnieuw vol te zetten. Rijen worteltjes, radijsjes, erwten, spinazie, rucola, kervel, bietjes en raapjes naast venkel-, selder- en peterselieplantjes die ik al eerder – speciaal voor dit doel- voorzaaide. Knoflook en plantuien er tussen. Wie goed keek kon halverwege november alles al zien staan. Het ene natuurlijk al wat enthousiaster dan het andere.

Maar toen ging het mis. Het begon met de erwtenplantjes, toen bleken de spinazie en wortelen verdwenen en op den duur werd zelfs het uien- en knoflookloof met de dag korter.

 

   

Slakken? Hiervan had ik toch sinds dat er kippen in mijn moestuin rondlopen geen last meer van? Maar die kippen kunnen natuurlijk niet in de serre… Ik besloot om ‘s nachts op pad te gaan met zaklamp en schaar. Het snelste, op één fractie van een seconde na vrij pijnloze, maar in elk geval meest doeltreffende middel tegen slakken. Bleek heel de serre vol rupsen te zitten, ik herkende ze zelfs, de rupsen van de huismoeder.  Een saaie, bruine nachtvlinder. Waarschijnlijk heb ik de eitjes eigenhandig mee naar binnen gedragen op de plantenresten die ik als mulch onder de tomaten leg. Heb ik dat weer…

Buiten vretende rupsen zat de grond dus waarschijnlijk nog vol eitjes ook. Daar kon ik met een schaar niet veel tegen beginnen. Tijd voor grover geschut, mijn kippenleger!

     

 

De dag nadien lok ik de krielen de serre in en heel de maand januari mogen ze hun buikjes rond eten. Hopelijk hebben ze dat ook gedaan want tegen midden februari doe ik een tweede poging om de serre vol te zetten. Ondertussen hebben de kippen toch maar de tijd van hun leven gehad in de serre, elke dag lekker vers water, lekker droog weertje en het grootste stofbad uit de kippengeschiedenis.